De kasteelverdediging

Als je een middeleeuws kasteel bezoekt zal het je direct opvallen dat het gebouw robuust gebouwd is. Een kasteel heeft veel dikkere muren dan een woonhuis. Er zijn nauwelijks ramen – alleen smalle spleten. Hoge torens en een centraal kasteelgebouw geven uitzicht over de omgeving. En op de muren zie je kantelen: vierkante uitstulpingen van steen. Al deze structuren waren bedoeld om de bewoners van het kasteel te beschermen tegen eventuele vijanden. Welke bijzondere verdedigingswerken kun je zoal bekijken tijdens een kasteelbezoek? En hoe werden die vestingen vroeger gebruikt?

De verdedigingswerken van het kasteel

In een middeleeuws kasteel kun je de volgende merkwaardigheden tegenkomen. Elk daarvan was bedoeld om het kasteel te beschermen tegen een mogelijke aanval.

  • De slotgracht zorgde ervoor dat het kasteel niet makkelijk bestormd kon worden. De enige verbinding met het land was een ophaalbrug, die uiteraard opgehesen werd bij een aanval.
  • De muren zijn hoog en behoorlijk dik. In een tijd waarin er nog geen effectieve kanonnen bestonden, kon een kasteelmuur nauwelijks kapotgeschoten worden.
  • De kasteelpoort is voorzien van een valhek van stevig ijzer. Boven de poort bevinden zich vaak mezekouwen: gaten van waaruit de verdedigers stenen naar beneden konden gooien.
  • De torens zijn hoog en solide. Ze overlappen elkaars zichtveld, zodat er geen beschutte plekken resteerden voor een aanvaller.
  • De smalle spleten in de muren zijn schietgaten. Een verdediger kon een groot deel van het terrein bestrijken met pijl en boog, terwijl de kans om zelf geraakt te worden bijna nihil was.
  • De donjon of woontoren behelst het centrale gebouw van het kasteel. Als de vijand de buitenmuren wist te passeren, dan konden de verdedigers standhouden in de donjon.

Een kasteel belegeren

De vijand kon proberen een kasteel te veroveren door het te bestormen. De soldaten probeerden dan met touwen of ladders over de muur heen te komen. Ook kon er een poging gedaan worden om de muren en torens te vernietigen. Bijvoorbeeld door ze te ondergraven, kapot te beuken met een stormram, of er met een katapult of trebuchet zware stenen tegenaan te kogelen.

Maar vaker kwam een aanval op een kasteel neer op een langdurige belegering. De aanvallers bewaakten dan alle in- en uitgangen van het kasteel, in de hoop dat het voedsel daarbinnen zou opraken, dat er ziekten zouden uitbreken of dat het moreel zou dalen. Of zo’n belegering succesvol was, hing echter af van een aantal factoren.

Als de kasteelheer in staat was om zich goed voor te bereiden op de aanval, dan zou hij de voorraadkelders zo goed mogelijk vullen met voedsel. Met volle kelders kon het kasteel het wel een jaar lang volhouden. In het kasteel waren waterputten en regenbassins (cisternen) waaruit drinkwater gehaald kon worden. Ook konden de verdedigers een uitval doen, waarbij ze zich een weg vochten door de vijandelijke linies. Een bevriende legeraanvoerder kon ten slotte de vijand aanvallen om het kasteel te ontzetten.